Een heg of haag is een lijnvormige afscheiding van dicht naast elkaar geplaatste struiken. De voornaamste functie was veekering en daarnaast leverde het landschapselement geriefhout. De term heg en haag wordt vaak door elkaar gebruikt maar de term heg is gedoeld op strak geschoren of gevlochten elementen, terwijl de term haag bedoeld is voor vrij uitgroeiende elementen. Voor de aanleg van heggen en hagen kunnen verschillende soorten struiken en bomen worden gebruikt. Voor de haag gebruikt men doorgaans een gemengd sortiment van meidoorn en sleedoorn. Voor de heg komt vooral meidoorn in aanmerking.
Oorspronkelijk dienden heggen als veekering, maar ook als leverancier van geriefhout en vruchten en in het rivierengebied dienden de heggen en hagen om de waterstroom bij overstromingen te remmen en te verdelen zodat het vruchtbare slib kon bezinken. Hoe ouder de heg, hoe gevarieerder de plantensamenstelling. Er komt in heggen en hagen een grote rijkdom aan zaden en vruchten voor. Daarnaast vormen heggen en hagen een schuilplaats voor veel dieren maar bieden ze ook voedsel, nestgelegenheid en overwinteringsgelegenheid. Ze fungeren als verbindingslijnen tussen andere landschapselementen waar kleine zoogdieren en amfibieƫn gebruik van maken.
DEFINITIE
Een zelfstandig liggend lijnvormig landschapselement dat geen onderdeel is van de erfbeplanting met een aaneengesloten begroeiing van streekeigen struiken. Er worden twee typen heggen en hagen onderscheiden: